We zullen beginnen met een uitleg van de drie belangrijkste termen die in het erfrecht worden gebruikt:
De erflater = degene die is overleden.
De erfgenaam / de erven = degene(n) die door de wet of in het testament worden aangewezen om het vermogen van de erflater te erven.
De nalatenschap / de erfenis / de boedel = het vermogen van de erflater.
Wat is nu precies het vermogen van de erflater? Na het overlijden laat een erflater bezittingen (bijvoorbeeld een huis, inboedel en geld op de bankrekening) en/of schulden (bijvoorbeeld de hypotheekschuld of een lening bij de bank) na. Deze bezittingen en schulden van een erflater is zijn vermogen, en dus de erfenis.
Het erfrecht is opgenomen in boek 4 van het Burgerlijk Wetboek. Hierin wordt bepaald wat er na iemands overlijden met zijn of haar vermogen (de erfenis) moet gebeuren en op welke wijze dat moet worden afgewikkeld. In een testament kan van deze regels worden afgeweken. Als er geen testament is opgemaakt, bepaalt de wet dus wie de erfgenamen zijn en wat zij krijgen. Dit heet het wettelijk erfrecht, ook wel het versterferfrecht genoemd.